We lijken ze als magneten aan te trekken, nachtwandelingen. Het zijn de slome ochtenden in Liams busje, gecombineerd met de vroege zonsondergangen in het noorden die het onontkoombaar maken; steeds als wij op pad gaan eindigen we in de duisternis.
Ditmaal was het een bewuste keus. Om 15:15 staan we aan de voet van Meall nan Sleac (800 m), een heuvel in de noordelijke Cairngorms. Over anderhalf uur gaat de zon onder. We kunnen terugkeren over hetzelfde eenvoudige pad door Glen Feshie, en nog voor het donker is aan de 2,5 uur durende rit naar Assynt beginnen, waar we vanavond worden verwacht in het Elphin Caving Centre. We zullen dan de eersten van de caving club zijn die daar aankomen, en in alle rust kunnen dineren op de bank naast een warm haardvuur. Of we nemen het pad omhoog het Moine Mhòr-plateau op, om met wat geluk nog net de zon over de heuvels te zien ondergaan voor de bewolking neerdaalt. De omweg van 10 km op 1000 meter hoogte in schemerlicht nemen we dan voor lief. Dezelfde route terug is saai en we hebben onze benen vandaag nog maar weinig gestrekt. Natuurlijk besluiten we de heuvels op te gaan.
Ik zal zeggen dat het niet alleen aan onszelf te wijten is dat we om drie uur ‘s middags nog aan de voet van de heuvels staan. Okee, het was al bijna middernacht toen Liam me gisteren oppikte uit Aviemore, maar de modderige parkeerplaats waar we onszelf vervolgens bijna klem reden hielp ook niet. Noch de uil die ons wakker hield met zijn roep (daar klaag ik niet over!). Maar het was de subtiele schoonheid van Glen Feshie die maakte dat we, eenmaal onderweg, om de paar honderd meter wel moesten stoppen om haar ingewikkelde netwerk aan kronkelende stammen, takken en mossen te aanschouwen. Dit was een vallei waar je je niet door heen kon haasten; alles aan haar schreeuwde om gezien te worden.

Het is niet alleen natuurschoon dat ons vandaag ophoudt, het is ook de oase aan gastvrijheid waar we in terechtkomen als we bij Ruigh Aiteachain bothy aankomen. Het onderhoud van deze bothy is een paar jaar geleden volledig overgenomen van de Mountain Bothy Association door Feshie Estate, en sindsdien is Ruigh Aiteachain omgetoverd tot een toevluchtsoord dat meer aanvoelt als B&B dan als wildernishut. Er is één man aan wie dit vooral te danken is, de Maintenance Officer die het hele jaar door rond de bothy te vinden is. Hij is hout aan het hakken als we de hut naderen. Bij binnenkomst komen we in een aangename walm terecht; de kachel staat al aan. De ruimte is brandschoon en het voelt schandalig om ‘m met onze vuile zolen te besmetten, dus de schoenen gaan uit. We zitten net aan tafel onze vervolgroute te overpeinzen als de MO binnenkomt. Hij verwelkomt ons en al snel raken we in gesprek over alles wat er is veranderd sinds Liam hier vele jaren terug voor het laatst was. De liefde voor deze plek straalt van het gezicht van de oude man af. Ik snap wel waarom hij hier nooit meer is weggegaan.

“Wat een huiselijke plek.” Ik wuif naar de houten vloer, schilderijen aan de muur.
“Zoals het hoort,” lacht hij.
Ik weet niet of ik het daar mee eens ben. Er is iets speciaals aan aankomen in een koude, donkere bothy na een gure wandeling en jezelf opwarmen bij je eigen haardvuur. Maar wie comfort zoekt, zal het in Ruigh Aiteachain ongetwijfeld vinden. Een warm kopje koffie slaan we met moeite af, we moeten echt door. We schrokken onze lunch naar binnen, er nog niet over uit of vandaag een rustig ommetje blijft of toch weer een dwaas avontuur wordt. Dit zou natuurlijk geen blogpost zijn als het niet het laatste werd.
Terug of door?
Zodra we aan de klim beginnen, voelen we de uitputting in onze benen. Ik had de afgelopen vier dagen al wandelend in de heuvels doorgebracht, voor Liam was het meer dan een maand geleden. Veel te lang, vindt hij. Vragen we niet te veel van onszelf? Gewoon een stukje omhoog, even het uitzicht zien, zeggen we tegen elkaar. We kunnen altijd nog terug. Ondertussen kleuren de laatste zonnestralen de heuvels paarsblauw, en wriggelt een rivier zich door Coire Gaol, de corrie naast ons. Steeds als we stoppen om op adem te komen, ons plan te heroverwegen, stappen we toch weer verder. De hoogte trekt ons, als magneten.
Liam vraagt of ik mijn hoofdlamp bij me heb. Hij heeft de zijne in de bus laten liggen, dacht ‘m deze keer niet nodig te hebben. Mijne heb ik bij me, maar hoeveel batterij ‘ie nog heeft, weet ik niet. Wel heb ik mijn telefoon en een powerbank. Als het zover komt, kan ik daar nog mee bijschijnen.
Een paar minuten later. Handschoenen? Ik knik. Die gaan we nodig hebben.


Een heuvelrug komt in zicht. We besluiten tot daar te gaan en dan de knoop door te hakken. We zijn moe, hebben nog een lange weg te gaan, over onbekend terrein in onbekende omstandigheden. Duisternis nadert gestaag en een sluier van mist trekt over het pad voor ons. We hebben niet eens de nodige uitrusting bij ons; 1 hoofdlamp, geen GPS, geen stijgijzers. Alles wijst erop dat terugkeren de juiste keus is. Maar dan stap je over de bealach en ontvouwt de spectaculaire Coire Garbhlach zich voor je. En dan lijkt terugkeren opeens geen optie. Dan neemt je bonzende hart het over en ontwaken al je zintuigen, die snakken naar indrukken, prikkels, sensatie. Aan de overkant van de corrie loert de grijze Meall Dubhag onheilspellend tussen de mist, en daarachter een uitzicht dat reikt tot ver voorbij de Cairngorms.

Achter ons leidt een vaag pad over de bealach naar Meall nan Sleac. We zouden een shortcut kunnen nemen, over de top en terug het dal in, om ons weer bij het pad door Glen Feshie te voegen. In theorie simpel maar in de realiteit betekent dit roekeloos de heuvel afdenderen, padloos en in het donker door dichtbegroeide bebossing. Dan lopen we nog liever dezelfde weg terug.
Voor ons liggen wolken, maar ook een duidelijk pad het Moine Mhòr-plateau op. Om Coire Garbhlach heen en noord over de hoogvlakte, tot een knooppunt nabij Carn Ban Mor (1052 m). Dan afslaan naar het westen en afdalen tot Achlean, waar de bus geparkeerd staat. 10 kilometer en we zijn thuis. Op de kaart lijkt de route opnieuw eenvoudig. Maar hierboven is het nog volop winter. Ons pad zal verdwijnen in sneeuw en ijs en duisternis. De kans om een afslag te missen is groot, en daarbij het gevaar om verstrengeld te raken in de heuvels.
“5 kilometer tot de kruising, dat zouden we in 1,5 uur moeten kunnen doen.”
Het is 16:15, drie kwartier tot zonsondergang. Als we goed doorlopen, pakken we nog net het laatste schemerlicht mee. Kunnen we vertrouwen op ons oog en ons kompas, en de kracht van ons lichaam?
“Ik wil wel door, maar het is niet bepaald de verstandige keus,” zegt Liam.
Wanneer heeft dat ons ooit tegengehouden? Ik werp een laatste blik op Coire Garbhlach. Zij heeft voor mij de keuze gemaakt.
“Laten we dit doen.” En ik loop door, de hoogte in. Coire Garbhlach is het laatste dat we van het landschap zien; hierna is het alleen nog het eindeloze wit van sneeuw en mist.

De leegte in
Nu we ons aan de vervolgtocht hebben gewijd, gaat de adrenaline door mijn lichaam stromen. In de eerste etappe maken we veel vaart. Het pad stijgt maar is niet steil, en de sneeuw kunnen we grotendeels omzeilen. We passeren een afslag naar het zuiden, voor de munro Mullach Clach a’Bhlair (1019 m). Even voel ik de impuls om die richting in te slaan, een nieuwe munro van mijn lijstje te strepen. We zijn zo dichtbij! Maar vandaag kunnen we geen minuut verspillen. Dus we zetten onze route voort, oostwaarts.
We bereiken het plateau zonder af te dwalen. Op 950 meter hoogte zitten we nu. Hier zijn ook de laatste restjes mos en steen verdwenen onder de sneeuw. We weten op het pad te blijven, dat ondanks een laag wit nog een herkenbare textuur heeft. Noordwaarts is het nu, en hier begint het echte werk.
Zonder stijgijzers zijn mijn bergschoenen mijn troef. Bij elke stap schop ik mijn zolen met kracht in de bodem, op zoek naar grip. Over verse sneeuw is het makkelijk voortbewegen, maar sommige delen van het terrein zijn besneeuwd, gesmolten en daarna opnieuw bevroren. Uitglijden op deze plekken is onvermijdelijk. De kunst is om een ijzige bodem te herkennen en te ontwijken, maar in het schemerduister is dat zo makkelijk nog niet. Het is een zigzagparcours waarin ik zoveel mogelijk Liams voetstappen probeer te volgen (die veel groter zijn dan de mijne, waardoor ik als een dolle van de ene naar de andere spring). Zwoegen door de sneeuw is uitputtend en ik heb moeite om mijn metgezel bij te houden. Soms verdwijnt zijn silhouette bijna in de mist.
Hierboven is de wereld onbarmhartig. IJskoude lucht snijdt langs mijn huid, een laag vorst vormt zich op mijn muts. Er is geen spoor van leven en geen enkele kleur in de lucht. Wat heeft een mens hier te zoeken?
Liam en ik communiceren nog slechts om de kaart te checken of te vragen of het nog gaat. De heuvels houden ons in een trance. We naderen een riviergeul waar de sneeuw een bedrieglijke wal heeft gevormd. Wat enkeldiepe sneeuw lijkt, blijkt vanaf de overkant twee meter diep te zijn. Elke stap is hier een kansberekening. Met zorg navigeren we eromheen. Het is geen doen meer om een pad te volgen. We lopen nu puur op ons kompas, iets noordoost, dwars door de sneeuw heen omhoog.

De rivieren zijn onze enige referentie van waar we ons op het Moine Mhòr-plateau bevinden. Na de tweede rivier weten we dat het nog 2 km tot ons kruispunt is. Het weer wordt steeds killer en we moeten blijven bewegen om onze ledematen warm te houden. Een zwarte sluier trekt over het landschap heen; de zon is inmiddels een half uur onder. Onder de boomgrens zal het nu pikkedonker zijn, maar sneeuw reflecteert zelfs het zwakste schemerlicht. In die laatste flikkering licht naderen we de cruciale afslag, die ons van 1000 meter hoogte terug moet brengen het dal in. Onze ogen staan op scherp, zoekend naar een markering, voetstappen, iets. We hebben geen idee of de afslag een vaak belopen pad zou moeten zijn, of slechts een modderspoor. Liam denkt iets te zien aan onze linkerhand, maar mijn telefoonnavigatie vertelt mij dat we er nog niet zijn. Desnoods lopen we gewoon west, pad of niet. We zijn om Meall Dubhag heen dus hoe dan ook zullen we dan naar Glen Feshie afdalen.
Dan staan we opeens naast een steenhoop. Een pad ontspringt aan elke kant. Dit is onze cairn. Het is absurd hoe overduidelijk het is.
Noord zet het pad zich voort naar de reus die Sgor Gaoith heet. Zuidoostelijk gaat zij dieper de uitgestrekheid van Moine Mhòr in, richting Tom Dubh. En noordwestelijk, daar ligt ons pad, kronkelend tussen de sneeuw, omlaag naar de rivierbedding van Feshie.
We barsten in lachen uit. We hebben het geflikt, zonder zelfs de hulp van een hoofdlamp.
Mijn ogen schieten naar het noorden, naar Carn Ban Mor, slechts meters van ons verwijderd.
“Maak je niet druk, dat is geen munro.”
Dat laat ik me geen twee keer zeggen. Ik storm de heuvel af, op naar huis.
In mijn opwinding struikel ik vaker dan ik deed in de gladste sneeuw. De hoofdlamp moet aan. Liam loopt voor me, net binnen de reikwijdte van mijn licht. We denken er niet meer over om de kaart te checken, zo gretig zijn we om beneden te zijn. De wind zwiept langs mijn lijf en veegt het ijs van mijn muts. Al snel komen we onder de sneeuwgrens, en onder het wolkendek. Eindelijk ontwaren we de silhouetten van de heuvels, en lichtjes aan de horizon; Kingussie.
In een half uur leggen we dezelfde afstand af als we in de 2,5 uur daarvoor stegen. Zo-even stonden we nog op een bar plateau, 1000 meter in de hoogte, nu zijn we terug tussen de bomen die twinkelen met leven.
De laatste meters door Glen Feshie duren bespottelijk lang. Zijn we niet allang voorbij de parkeerplaats? De adrenaline is uit mijn lijf en elke extra meter lijkt er een te veel. Als onze bus in de verte reflecteert in mijn hoofdlamp, denk ik even dat het een fata morgana is.
Ik kan geen fijner gevoel beschrijven dan de sensatie van blote voeten die uren zijn omklemd door een stugge bergschoen, of een kop hete Yorkshire thee die je kille ingewanden verwarmt. Ik heb tussen de hoogste toppen van Schotland gestaan, en er precies niks van gezien. Toch ben ik voldaan. Ik weet wat ik daar te zoeken had. Het is ervaren wat je lichaam kan als je haar tot het uiterste drijft. Het is de wilde krachten trotseren, en overwinnen. Het is tegen alle verwachtingen in de overkant bereiken.
Geef een reactie